TIPS OVER EN VOOR FOTOGRAFIE

 

Trefwoorden eisen stellen aan protret in “clair-obscure stijl”

Inhoud/Vorm                       Wat wil je van je model?( goede voorbereiding) Vorm je een mening over die persoon, anders is het minder goed om aan de sessie te beginnen.

Intens (emotie/gevoel)               Beheersing inzake “het juiste moment” te keizen ( een beweging laten uitvoeren, die beoordelen, dan weer die beweging laten uitvoeren en op het juiste moment afdrukken)

Drama                                   Gebruik hiervoor hard licht (puntlicht)

Pakkend

Verrassend                          (laat de techniek niet prevaleren)

Sfeer door compositie/               bepaal omgeving: locatie of studio

Lichtgebruik/                      nauwkeurig zijn/let op detail bij creëren van sfeer

Lichtbeheersing                 (mystiek)

Estethiek                              Betreft lichaamshouding model ( niet obligaat)

Persoon herkenbaar               Zoek associaties ( bijv. kunstenaar die bezig is met vooral

Kenmerkend/  het onderwerp vogels.

Verhalend                            Probeer dan de persoon met of als vogel te fotograferen.

 

Begin met een IDEE op te doen.

Trek hierop je plan ( studio/locatie? Lichtsituatie? Beweging/freeze frame?) Maak je voorbereidingen ( kleding: nalopen voor de sessie, make-up doorspreken, evt. muziekkeuze voor sfeer, styleren/set bouwen)

Sta open tijdens de sessie, je kunt te maken krijgen met een tegenvallend model qua uitvoering van opdrachten/aanwijzingen, ergo, je krijgt “tegenwerking” van je model. Probeer steeds hogere verwachtingen aan je zelf te stellen ( denk echter wel aan de zgn. creativiteitscurve: “ups and downs” cq. Golfbewegingen hierin zijn normaal)

Keuze negatiefformaat

6x6 cm leent zich voor symetrie, 6x4,5 cm en 135 mm lenen zich meer voor ‘wanorde’( afbeeldingen als 1/3 en 2/3 zijn goed hierop te verwezenlijken)

Fotografeer mensen nooit ‘en face’(= recht vooruit), dit komt massief en doods over. Zorg voor dynamiek door lichaamshouding. ¾-Houding, afwijkende schouderstand, plaatsing armen/handen.

Werken met studiolichtbronnen

(denk eraan: het gebruik van je lichtbronnen is een hulpmiddel om het doel te bereiken wat je voor ogen hebt. Contact met je model is echter het allerbelangrijkste!)

Wat brengt licht?( de soorten licht zijn afhankelijk van de gebruikte reflectoren)

Maak emotioneel gebruik van licht. Isoleer de lichten, creëer sfeer.

De paraplu brengt zacht  en schaduwloos licht. Het effect is plat of vlak.

Bij de “clair-obscure” techniek wordt dus geen gebruik gemaakt van de paraplu.

Dit zachte licht is tam, pasfotolicht.

Een softbox kan wel, maar dan met een boom boven het model, licht gericht naar beneden en de zijkanten afgeschermd tegen leklicht.

Voor sfeerlicht worden bijv. twee geisoleerde lichtbronnen ( liefst flitsers) gebruikt. Plaats het hoofdlicht op 45’ van het model – let op de lichtdriehoek die hier door de neus onder het oog ontstaat.

Een leuke achtergrondprojectie is de achtergrondflitser door de rugleuning van een stoel laten afgaan: geeft een tralie-effect. Ook interssant is een vel karton in het midden van de cirkel van de achtergrondflitser direct achter het model gericht ( model komt los van de achtergrond) Ook kan gebruik worden gemaakt van een diaprojector als achtergrondeffect, evt. met gebruik van een dia hierin (alleen gebruiken in combinatie met fotolampen met een kleine lichtopbrengst).

Bij gebruik van flitslicht gaat het licht van de diaprojector in de opname totaal verloren.

Bij gebruik van wit achtergrondkarton dient de verhouding van hoofdlicht op model en achtergrond een verschil te hebben van ca. 1 f-stop ( f22(model) tegen f11(achtegrond)f8 tegen f5,6 etc.etc.) Bij een groter verschil wordt het achtergrondeffect grijs. Bij een grijze achtergrondrol mag de achtergrondverlichting een hogere output hebben. Gebruik bij voorkeur een grid in de achtergrondflitser. Dit voorzetstuk zorgt voor een sterk gebundelde lichtstraal.

Controleer de lichtbronnen d.m.v. nauwkeurige meting!

Bedenk welke effecten je nastreeft( waar zit het spanningspunt?) plaats de lampen en meet deze één voor één met de lichtmeter. Zorg bij de flitslichten dat bij het meten van een lichtbron, de andere lampen niet tegelijkertijd afgaan.

Noteer de lichtopbrengst op papier en ga naar de volgende lichtbron. Ga zo door totdat alle lichtbronnen zijn gemeten.

Een voorbeeld:

gemengd daglicht met flitslicht~ Zoek een lichtbaan op de achtergrond ( daglicht ) en zet je model in de schaduw. Meet het daglicht en belicht je model met het gevonden diafragma van het beoogde effect van het daglicht met de flitser.

Kleding model:

Laat het model bij portretopnamen met sfeerlicht in zwart/wit, donkere kleding ( liefst zwart) dragen. Het licht loopt dan mooi gefaseerd weg.

Door een juiste schtergrondprojectie komt het model los van de achtergrond, wat meer diepte geeft. Laat het model niet lachen tijdens de geplande pose. De lach is vaak een masker.

Maak ook gebruik van de leegte in een foto.

Spanning in een foto kan liggen in de ruimte om het model heen. ( Laat aanwezige diagonalen spreken) De verhouding tussen model en gebruik van achtergrond geven een dramatisch effect. ( De ruimte om een foto heen heeft evenveel te zeggen als het onderwerp zelf) Objecten op de achtergrond moeten wel betrekking hebben op het model. Leg een verband tussen de te gebruiken onderwerpen/props. Let op een niet storende achtergrond ( druk is bijv. Luxaflex). Laat iets gebeuren om het model heen. Neem gerust risico’s.

Maak eens een set en plaats dingen schots en scheef op elkaar, dit kan een dramatisch gevoel opwekken. Verdeel de achtergrond evt. in vlakken. Vul dit in met een gekozen licht – diagonaal/cirkel/spelen met onderwerpen ( stoel/karton/kopje ) of vingers voor het achtergrondlicht.

Bij het arrangeren van een model komen de volgende actie’s aan bod:

-          voorbereidende afspraak maken met het model;

-          vertellen welke punten jou opvallen;

-          welke bedoelingen heb je;

-          Leef je in de situatie in. De intentie of gezichtsuitdrukking van het model is zeer belangrijk. Hiervoor dien je wel een goede band met je model te hebben of te krijgen.

Denk eraan dat de maker van het portret tesamen met de geportretteerde het resultaat

maken! Het portret wordt ook dermate beïnvloed door de maker dat het een zelfbeeld van de maker wordt.

De fotograaf haalt vaak zijn eigen eigenschappen naar voren bij het maken van de foto. Een foto kan dan ook interessant veel vertellen over de maker zelf .

 

Als afsluiting twee foto’s gemaakt door John Schenk.

Model Ramona C.

 

 

 

 

 


 terug